Griekse vaas
Canino is een Italiaans plaatsje in het noorden van Latium, vlak bij de vroegere Etruskische stad Volci. Aan het begin van de 19de eeuw vestigde Lucien Bonaparte, de tweede broer van Napoleon, zich hier op een landgoed. Onder dat landgoed bleek een Etruskische dodenstad te liggen.
Bij opgravingen die Lucien vanaf 1828 op zijn landgoed liet uitvoeren, kwamen graven tevoorschijn vol met vazen die door de Etrusken uit Griekenland waren gehaald. Zij vormden de basis voor zijn Museum Etruscum. Lucien Bonaparte kon echter slecht met geld omgaan en zag zich genoodzaakt zijn collecties te gelde te maken.
Op een van de Canino-vazen die Baron van Westreenen in 1839 en 1840 kocht, zien we een Grieks schip in volle zee afgebeeld. Voor de stuurman zitten vijf roeiers.
Waren dit alle roeiers die aan boord waren? Nee, want we zien zeven riemen. Maar de schilder van deze waterkruik, die omstreeks 510 v.Chr. werd gemaakt, vond het beter uitkomen om slechts vijf roeiers af te beelden.
Boven het hoofd van de stuurman staat een nonsensinscriptie in Griekse letters, misschien een uitroep om de roeiers aan te sporen. Die roeiers hadden geregeld aansporingen nodig, want ze moesten hard werken. Met dit type zeil is het namelijk alleen mogelijk om min of meer voor de wind te varen. Als de wind niet uit een gunstige hoek kwam, zou dit schip volledig uit de koers raken. Daarom waren er ook roeiers aan boord; bij ongunstige wind moesten zij het schip voortstuwen.
In 1961 werd deze waterkruik beschreven door een oudheidkundige die later naam zou maken als schrijver: F.L. Bastet. Hij schreef: ‘Het Museum Meermanno-Westreenianum is wel bevoorrecht met het bezit van dit kunstzinnige en tegelijk zo charmante product van de Attische vaasindustrie uit haar bloeitijd.’