Vroege drukken/incunabelen (1454-1501)
Rond 1454 voltooit Johannes Gutenberg in Mainz een Bijbel, volledig gedrukt met losse loden letters. In Europa is deze manier van drukken nieuw: tot dan toe worden boeken met de hand geschreven en verlucht. Dit is een traag en arbeidsintensief proces. Drukken met losse letters is dus in de tweede helft van de 15de eeuw een welkome ‘uitvinding’. ‘Uitvinding’ tussen aanhalingstekens, want in Zuidoost-Azië wordt dan al eeuwenlang (sinds de 7de eeuw) aan blokdrukken gedaan. Met deze techniek worden uit houtblokken de tekst en eventuele plaatjes gesneden. Het eerste boek dat met losse metalen letters gedrukt is heet Jikji en wordt al in 1377 in Korea geproduceerd.
Vanuit Mainz verspreidt de nieuwe boekdrukkunst zich snel door Europa. Ineens kunnen boeken in een – voor die tijd – razend tempo geproduceerd worden. In de tijd die nodig is om een enkel handschrift te kopiëren, kunnen met de drukpers honderden exemplaren van een tekst gemaakt worden. Desondanks blijven boeken luxegoederen: ze zijn nog steeds duur, en de groep mensen die (Latijn) kan lezen is klein.
Boeken die met losse letters gedrukt zijn in grofweg de eerste halve eeuw na de Gutenbergbijbel worden ‘incunabelen’ of ‘wiegendrukken’ genoemd. Deze vroege drukken zijn vaak zo gemaakt dat ze nog zoveel mogelijk lijken op hun handgeschreven voorgangers. Zo worden in eerste instantie letters ontworpen die lijken op middeleeuws schrift. Ook worden veel onderdelen, zoals koptitels en initialen, nog met de hand toegevoegd.

Boekzaal met incunabelen, Huis van het boek
Oorsprong van de collectie
De baron Van Westreenen heeft meer dan 1500 boeken uit de kraamtijd van de boekdrukkunst (1454-1501) verzameld. Deze zijn te zien in de kasten in de Boekzaal van het museum, te beginnen met de Nederlandse incunabelen. Voor de baron staat namelijk vast dat naast Gutenberg, de Haarlemse Laurens Janszoon Coster een belangrijke bijdrage leverde aan de uitvinding van de boekdrukkunst. Met zijn internationale verzameling wil Van Westreenen de verspreiding van de boekdrukkunst over Europa vastleggen.
Hoogtepunt: Psalterium Benedictum
Voor het drukken van de grote Latijnse bijbel die in 1455 zou worden voltooid, doet Gutenberg beroep op een geldschieter, de koopman Johann Fust. Zij krijgen een conflict, waarvan de afloop niet duidelijk is. In ieder geval verschijnt in 1457 een psalmenboek waarin staat dat het op 15 augustus 1457 is voltooid door Johann Fust en Peter Schoeffer. Dit is - zover bekend - het eerste boek in Europa dat de naam van de drukker en het jaar van uitgave vermeldt. Op 29 augustus 1459 drukken Fust en Schoeffer nog een psalterium, ditmaal bestemd voor de kloosters van de benedictijner congregatie van Bursfeld. Het hier getoonde exemplaar was ooit in gebruik in het klooster van Ettenheimmünster in Baden-Württemberg.
Het boek is op perkament gedrukt. De vernieuwingen ten opzichte van de Gutenberg-bijbel zijn opvallend. De tekst is gezet in letters van twee verschillende grootten, en ook de initialen en versieringen zijn gedrukt. Daarnaast is er gebruik gemaakt van driekleurendruk. Men neemt aan dat de drie kleuren niet afzonderlijk, maar tegelijkertijd in een drukgang zijn aangebracht. Alleen de muzieknotatie is met de hand toegevoegd.
In de 18de eeuw maakt dit exemplaar een lange reis langs de verzamelingen van verschillende beroemde bibliofielen. In 1806 wordt het werk, waar inmiddels bladzijden uit zijn verdwenen, in Parijs afgemaakt met bladen uit een ander exemplaar. Het wordt opnieuw gebonden door Jean-Claude Bozérian, in die tijd de beroemdste boekbinder van Parijs.

Psalmorum codex ad honorem S. Jacobi, gedrukt door Johannes Fust en Petrus Schoeffer, Mainz, 1459, fol. 81v-82r, MMW 27 A 1, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: Macrobius, In Somnium Scipionis
Tot 1462 wordt de boekdrukkunst vrijwel alleen in Mainz beoefend. In dat jaar zorgt oorlog voor economische problemen in de stad, waardoor de drukkers zich verplaatsen. Daarmee introduceren zij de nieuwe techniek elders in Duitsland en in het buitenland. In 1469 vestigen de eerste Duitse drukkers zich in Venetië, een jaar later gevolgd door de Fransman Nicolas Jenson, die in 1458 te Mainz in de leer is gegaan.
Jenson gaat met grote voortvarendheid aan de slag. In de eerste jaren drukt hij vooral werken van auteurs uit de klassieke Oudheid. Hij laat voor deze teksten lettertypen snijden die gebaseerd zijn op een in 1400 door humanisten ontwikkeld schrift. In 1472 publiceert Jenson het slot van Cicero’s werk over de staat (De re publica), dat bekendstaat als de ‘Droom van Scipio’. Hij voegt het commentaar van de laatantieke auteur Macrobius toe, gevolgd door Macrobius’ Saturnalia.
Lang is gedacht dat de prachtige paarse randdecoratie op het eerste blad kort na de druk is aangebracht. Het doet denken aan de antieke wandschilderingen die in de 15de eeuw ontdekt zijn in het paleis van Nero in Rome. Het blijkt echter om een vervalsing te gaan. De met de hand verluchte decoratie is vermoedelijk pas aan het eind van de 18de eeuw of het begin van de 19de eeuw toegevoegd. In die tijd komen dit soort imitaties vaker voor, bedoeld om het boek eruit te laten zien alsof het net van de (15de-eeuwse) pers komt. Een sluwe truc om het boek voor meer geld te kunnen verkopen.

Aurelius Theodosius Macrobius, In somnium Scipionis expositiones et Saturnalia, gedrukt door Nicolas Jenson, Venetië, 1472, MMW 3 D 8, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: Petrus Comestor, Historia Scholastica
Een van de meest gelezen en gebruikte boeken van de late middeleeuwen is de Historia Scholastica van Petrus Comestor. Comestor wordt geboren in Troyes. In 1168 wordt hij docent aan de kathedraalschool van de Notre-Dame in Parijs. Een jaar later begint hij aan het boek dat hem beroemd zou maken: de Historia Scholastica. In dit monumentale werk, waar hij 4 jaar aan werkt, vermengt hij verhalen uit de Bijbel met teksten waarin die verhalen worden uitgelegd en aangevuld. Comestor schrijft het boek voor zijn studenten, maar het wordt al snel een bron van kennis voor zowel geestelijken als leken. Voor zijn boek raadpleegt Comestor talloze bronnen. Petrus Comestor, in het Frans Pierre le Mangeur, is overigens een bijnaam, die je kunt vertalen als ‘Peter de (Boeken) Eter’.
Het deel van de Historia Scholastica dat het Nieuwe Testament bevat, wordt in 1473 in Utrecht gedrukt door Nicolaas Ketelaer en Gerard van Leempt. Dit is het eerste gedrukte boek uit de Noordelijke Nederlanden dat van een jaartal is voorzien. Huis van het boek bezit een van de dertien exemplaren die van de Utrechtse editie bewaard zijn gebleven. Merkwaardig is dat bij twee exemplaren het begin en het slot verschillend zijn van die van de overige exemplaren. Dit komt omdat hier de tekst helemaal aan het eind van het drukproces nog aangepast is. Het museum bezit een van die twee aangepaste exemplaren; het andere is aanwezig in de Bibliothèque nationale de France in Parijs.

Colofon van Petrus Comestor, Historia Scholastica (deel 2), Nicolaus Ketelaer en Gherardus de Leempt, Utrecht, 1473, MMW 1 C 52.2, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: Speculum Humanae Salvationis
Het Speculum humanae salvationis (‘Spiegel der menselijker behoudenisse’) is een godsdienstig werk dat het leven van Christus en de Heilige Maagd vertelt. Bovenaan elke bladzijde staan twee voorstellingen, zodat men er vier ziet als het boek openligt. Een voorstelling geeft een gebeurtenis uit het Nieuwe Testament weer, terwijl de drie overige oudtestamentische geschiedenissen verbeelden. Die laatste worden in de (late) middeleeuwen gezien als voorafschaduwingen van het Nieuwe Testament.
Tot ver in de 19de eeuw denkt men dat blokdruk – de techniek om teksten te drukken met houten blokken waar die tekst op is uitgesneden – een voorloper is van de boekdrukkunst, het drukken met losse letters. Deze in Nederland gedrukte Latijnse uitgave van het Speculum is deels in blokdruk en deels in boekdruk uitgevoerd. Dit suggereert volgens sommigen dat een deel van het boek met blokken is gedrukt, maar dat men gaandeweg is overgeschakeld op het drukken met losse houten letters. De uitvinding van de boekdrukkunst op heterdaad betrapt! Nauwkeurige bestudering van de pagina’s in blokdruk heeft echter aangetoond dat die naar een typografisch voorbeeld zijn gemaakt (de houtsnijder had dus een met losse letters ‘gezet’ exemplaar bij de hand).

Speculum humanae salvationis, Nederland, ca. 1474-1475, MMW 35 A 4, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: Regiomontanus, Calendarium
Wie een hedendaags boek openslaat, ziet eerst de zogenoemde Franse titel (de verkorte titel), gevolgd door een volledige titelpagina. Op die titelpagina vinden we – als het goed is – de naam van de auteur, een aanduiding van de inhoud (de titel), de plaats van uitgave, de naam van de uitgever en vaak ook het jaar van uitgave. De eerste titelpagina waarop we al deze elementen terugvinden, staat in een boek dat in 1476 wordt gedrukt, ongeveer 25 jaar na het begin van de boekdrukkunst in Europa. Het gaat om het Calendarium van Johannes Regiomontanus, de Latijnse versie van de naam Johann Müller uit Königsberg. Dit boek is in Venetië gedrukt door de Duitsers Erhard Ratdolt, Bernhard Maler en Peter Löslein.
Op het eerste gezicht heeft deze pagina meer weg van een kerstkaart dan van een titelpagina. Binnen een chique randversiering zien we een Latijns gedicht dat begint met de regels: ‘Dit werk is van goud er is geen kostbaarder edelsteen dan het Calendarium’. Maar ín het gedicht staat wel degelijk wat we zoeken: de inhoud van het werk in de regels 3 tot 8, de naam van de schrijver in regel 9, en de plaats van uitgave in regel 10. Onder het gedicht vinden we het jaar van uitgave en weer daaronder – in rode inkt – de namen van de drukkers.
Nemen andere drukkers dit voorbeeld al snel over? Nee, zo is het niet gegaan. De conventies voor de titelpagina zijn heel geleidelijk in de beginperiode van de boekdrukkunst ontstaan. Met de uitvinding van de boekdrukkunst worden boekproducenten met een nieuw verschijnsel geconfronteerd. Zij werken vaak niet meer op bestelling, zoals in de periode van het handschrift, maar produceren een groot aantal exemplaren van een bepaald werk voor een anonieme markt. De ontwikkeling van de titelpagina is onderdeel van hun strategie om de aandacht van potentiële kopers te trekken en het werk aan te prijzen.

Johannes Regiomontanus, Calendarium, gedrukt door Erhard Ratdolt, Bernhard Maler en Peter Löslein, Venetië, 1476, MMW 3 D 39, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: buidelboek
Dit boek komt uit de boekencollectie van de medicus Georg Kloss uit Frankfurt am Main. Kloss staat bekend als verzamelaar van bronnen voor de geschiedenis van de vrijmetselarij en voorbeelden van de oudste boekdrukkunst. Het boek is een gebedenboek dat rond1484 te Neurenberg bij een naamloze drukker is gedrukt. De Kloss-catalogus vermeldt dat het boek in de oorspronkelijke band zit, een band ‘zoals die indertijd op scholen werd gebruikt’. Heeft die bijzondere band inderdaad iets met scholen te maken? Nee, het gaat om een zogeheten buidelboek. Een buidelboek (een term die overigens pas vanaf het eind van de 19de eeuw gebruikt wordt) is een type boekband waarbij de leren bekleding van het boek naar boven doorloopt en tuitvormig eindigt in een grote knoop of een metalen haak.
Buidelboeken zijn van de 13de tot en met de 16de eeuw in de mode. In de beeldende kunst uit die periode zijn dan ook vaak buidelboeken te zien, waardoor we een goed beeld hebben van hoe ze gebruikt worden. Het buidelboek wordt hangend gedragen aan een riem of koord dat men om zijn middel heeft. Het boek hangt ondersteboven, maar kan in een handomdraai worden geraadpleegd. Deze bindwijze is niet alleen bij religieuze, maar ook bij juridische en andere soorten boeken in gebruik. Wanneer men boeken steeds meer op planken gaat plaatsen, worden de meeste buidelboeken herbonden of van hun staart ontdaan. Over de hele wereld zijn er slechts zo’n twintig bewaard gebleven. Dit exemplaar is het enige in Nederland.

Buidelboek, ca 1480, coll. Huis van het boek
Hoogtepunt: Boethius, De consolatione philosophiae
De Romeinse staatsman en filosoof Boëthius (ca. 480-ca. 524), die diende onder de Oost-Gotische koning Theodorik de Grote, valt op een gegeven ogenblik in ongenade en wordt gevangengezet. Tijdens zijn gevangenschap schrijft hij De consolatione philosophiae (‘Vertroosting van de wijsbegeerte’). Het is een werk in proza en verzen, waarin de personificatie van Wijsbegeerte (vrouwe Philosophia) troost biedt aan de ten onrechte beschuldigde auteur die op de voltrekking van zijn doodvonnis wacht. Dit filosofische werk wordt later met een sterk christelijke bril gelezen en behoort tot de meest becommentarieerde teksten van de middeleeuwen. In 1485 wordt de Latijnse tekst gedrukt door Arend de Keysere in Gent. In deze druk is een Nederlandse vertaling en uitgebreid Nederlands commentaar toegevoegd. De naam van de vertaler en commentator is niet bekend, maar gelet op zijn dialect is hij waarschijnlijk afkomstig uit Gent of omgeving.
Het drukken van dit dikke boek, een van de twee omvangrijkste werken die voor 1501 in de Nederlanden verschenen zijn, moet voor De Keysere een grote inspanning zijn geweest. De Gentse drukker moet ook haastig hebben gewerkt, want de tekst bevat allerlei fouten. Financieel is het geen succes. Wanneer De Keysere in 1490 overlijdt zijn er nog 100 van de 400 exemplaren onverkocht. De Vertroosting bestaat uit vijf boeken. Aan het begin van elk boek is een ruimte van driekwart bladzijde uitgespaard voor een miniatuur. Die miniaturen zijn niet in alle exemplaren aangebracht, maar hier wel. Aan het begin van het derde boek ziet men hoe vrouwe Philosophia in de gevangenis met Boethius een gesprek voert.

Anicius Manlius Severinus Boëthius, De consolatione philosophiae, libri V, gedrukt door Arend de Keysere, Gent, 1485, MMW 1 A 2, coll. Huis van het boek